donderdag 31 juli 2014

31 juli Over Badlands en ghost towns

Donderdag 31 juli

Na een ontbijt van gebakken indianenbrood met warme kersensaus in het restaurant van Cedar Pass Lodge– we moeten er lang op wachten maar het is wel erg lekker - trekken we de wandelschoenen aan voor een dag in Badlands. Het is een stralende zonnige dag en om 10 uur is het al 30 graden.
We rijden naar Interior, een plaatsje van circa 30 inwoners.  Er is in elk geval een store met levensmiddelen, zodat we vanavond wat te eten kunnen kopen. Na de lange wachttijd voor het ontbijt durven we een avondmaaltijd niet aan.
We rijden aan de zuidkant van Badlands richting Scenic en pakken onderweg een rough road mee. Die fourwheeldrive is er niet voor niets natuurlijk.
Badlands is een prachtig park. Soms waan je je in een maanlandschap van kraters en spitse heuvels, dan weer zie je glooiende grasvelden waar buffels staan te grazen. Na elke bocht in de weg lijkt er iets nieuws te zien.  We lopen een paar trails, bekijken de scenic views en vertellen elkaar elke keer weer hoe geweldig het hier toch is.
Tja, hoe beschrijf je dat dan? Met een ratjetoe aan hoogdravende zinnen, of toch maar gewoon met foto’s …







Aan het eind van de Scenic Road ligt het plaatjes Scenic. Wellicht is het ooit scenic geweest, nu is het alleen nog een café annex kringloopwinkel (Tatanka’s Trading Post) en een paar stacaravans waarvan het onduidelijk is of er iemand woont of niet.


Dat wat er ooit was, staat leeg en vervalt langzaam: een museum of national history, een verlaten Pipo de Clown caravan en een saloon.  Mooi is ook het uithangbord boven de saloon: ‘Allowed for Indians’.  Volgens een meneer die er ook staat te kijken, is het woord ‘Not’ voor deze zin in de jaren ’60 weggehaald.


Over een paar jaar zal ook Tatanka haar Trading Post verlaten en wordt Scenic een echte ghost town.




’s Avonds eten we lasagne op ons terrasje met uitzicht op de Badlands. Cedar Pass Lodge was top. En in de Badlands komen we vast nog wel eens. 

woensdag 30 juli 2014

30 juli: Over de vrouw van Pete en wildwest taferelen

Woensdag 30 juli

Na het ontbijt (‘waffles!’) rijden we van Mitchell naar Chamberlain aan de rivier de Missouri. Via een uitzichtspunt op een heuvel heb je een mooi uitzicht over de rivier die zich door het landschap slingert. In een informatiecentrum bekijken we een kleine tentoonstelling over Louis en Clark, twee militairen die in opdracht van president Jefferson het gebied hier in kaart hebben gebracht en de eerste contacten legden met de indianen. Betaalmiddel: glimmende knopen en lappen stof. 


We verlaten de Interstate om langs de Missouri door Crow Creek Indian Reservation naar Pierre te rijden. We gaan van Central Time zone naar Mountain Time zone en winnen een uur. Het landschap  is heuvelachtig geworden en de eindeloze maisvelden hebben plaatsgemaakt voor graanvelden en prairies.  Zo ver als je kunt kijken zien we goudgele velden en prairies met zwarte koeien. De stipjes op de gele vlaktes zijn geen schapen, maar ronde strobalen - alsof ze achteloos van bovenaf nop het veld zijn zijn gemikt.



Voor de koffie gaan we naar een benzinestation zoals wij die het liefst zien: gelegen op een kruispunt van B-wegen, in the middle of nowhere, oud, vervallen en met al 40 jaar hetzelfde interieur van skaileren banken met scheuren en wiebelende formica tafeltjes met gaten in het tafelblad. Naam: Pete’s Petrol Place of Gene’s General Store. De vrouw van Pete of Gene staat achter de kassa en is bij voorkeur erg lelijk: vet lang haar dat plat op het hoofd ligt of is samengebonden in een dunne staart, fletse ogen, één of liever nog twee tanden missend en gehuld in een te wijd en ooit wit geweest t-shirt dat opgepropt zit in een Wrangler spijkerbroek model jaren 70.  Maar de koffie is er altijd goed.


Na het ommetje door de binnenlanden van South Dakota vervolgen we onze weg via de I90.  Al vanaf Mitchell schreeuwen de borden van Wall Drugstore ons tegemoet. Koffie 5 cents, icewater for free. Alle reden om te gaan kijken J
Wall Drugstore is lastig te definiëren. Een verzameling curiosa uit de wildwest tijd? Een ontmoetingsplek voor Harley Davidsonrijders? Een verzameling winkeltjes voor toeristen? Een mini openluchtmuseum? Een fototentoonstelling van cowboys en indianenhoofdmannen? In scene gezette wildwest taferelen? Nou, dat allemaal dus.


We zijn hier in 2007 ook geweest, dus nieuw is het voor ons niet. Verbazingwekkend is het nog steeds, die hele grote verzameling aan western-attributen. We constateren dat de linedanceverenigingen in Nederland zouden kwijlen bij de prachtige cowboylaarzen met slangenleer, de geruite cowgirlbloezen en de leren riemen met ingevlochten paardenhaar.  Wij niet, maar wel gaaf om dit te zien!




Na Wall rijden we naar Badlands - het gebied dat zijn naam te danken heeft aan het feit dat er niets wil groeien behalve gras. We kopen een annual pass voor de nationale parken die we willen bezoeken (als we terug zijn te koop – nog 11 maanden geldig!) en rijden het park in. Badlands is prachtig. Rotsformaties die eruit zien als puntige zandkastelen, afgewisseld met afgesleten ronde heuvels en steentafels in verschillende aardekleuren.  



Via een paar viewpoints rijden we naar Cedar Pass Lodge, waar we inchecken in een geweldige cabin met uitzicht op een bergkam. Aan beide kanten een terrasje dus we kunnen tot ’s avonds laat buiten zitten. Helaas is de fles wijn die we gekocht hebben niet zo geweldig … Volgende keer maar een kurkentrekker meenemen, nu hadden we slechts keus uit één fles! Maar ook op slechte wijn blijk je prima te kunnen slapen. 





dinsdag 29 juli 2014

29 juli: Over sokken en 300 mijl mais

Dinsdag 29 juli 

Om half 8 staan we op en doen de dingen volgens de vaste routine van de roadtrip: douchen, ontbijten, spullen inpakken, ijsblokjes tappen voor in de koelbox, sleutels inleveren en gaan. We zijn er na zoveel jaren VS bedreven in.

We rijden via de gewone weg naar Mankato en Walnut Grove. Minnesota is vlak en het land is door de wegen verdeeld in strakke rechthoeken. De dorpjes zijn klein en typisch Amerikaans: een brede Mainstreet met aan beide kanten redelijk onbestemde winkels; geen idee hoe je een winkel die zowel bloemen als wat losse kledingstukken en vishengels verkoopt, zou moeten typeren. De straten die op Main Street  uitkomen zijn voor de inwoners. Ze zijn ook breed met aan weerskanten vrijstaande huizen zonder hekken of schuttingen die de scheidslijn met de buren aangeeft. Amerikanen hier lijken minder patriottistisch dan in bv. Californië, waar erg veel huizen wel een stars and stripes vlag aan de gevel hebben hangen.
Walnut Grove is bekend van de boeken van Laura Ingalls, ‘Het kleine huis op de prairie’, over de tijd van de pioniers en landmeters. Er is een museum waar we gaan kijken, maar dat blijkt nogal vergane glorie. Het is vooral gericht op de tv-serie die er van de boeken gemaakt is en het hangt er, naast de gebruiksvoorwerpen uit die tijd, vol met krantenartikelen over de acteurs die toen meespeelden. Als we in een van de vitrines ‘the socks Nellie Oleson was wearing while she visited our museum in 2010’ zien, haken we af. Wel hilarisch, maar te genant voor woorden.


Van Walnut Grove rijden we naar Interstate 90 die naar het westen gaat. Het enige wat we vandaag op de akkers zien, zijn maiskolven en sojabonen. Driehonderd mijl lang. Allemaal bedoeld voor de productie van ethanol; de nieuwe olievelden.


Als we de staatsgrens met South Dakota overrijden, gaan we naar het Visitor Center. Die zijn in de VS geweldig. Het is het visitekaartje van de staat, een soort super VVV, meestal bemand door oudere vrijwilligers die naast zeer behulpzaam ook altijd nieuwsgierig zijn  waar je vandaan komt en ook allemaal wel familie of vrienden in Nederland hebben.

We rijden door naar Mitchell. Voor vannacht hadden we geen hotel geboekt, maar er zijn er genoeg. Met de informatie van het Visitor Center kiezen we voor een Americ Inn. Prima kamer, lekker zwembadje. We droppen onze spullen en gaan naar het centrum van Mitchell, waar we het Corn Palace bekijken. Dit is een permanente tentoonstelling over alles wat je met mais kunt doen. Een soort bloemencorso, maar dan stilstaand. Het bestaat al sinds 1892 en elk jaar worden de afbeeldingen aan de buiten- en binnenkant van het gebouw vernieuwd. Verder is er binnen veel maismeuk te koop: van pennen in de vorm van een maiskolf tot maisjam. Kom er maar eens om in Nederland!


We eten bij een deli (‘all you can eat salads’) en gaan dan nog even zwemmen in het privézwembad. Morgen naar Wall Drugstore en Badlands.